Henk van Eeken (1956) is afkomstig uit een geslacht van meubelmakers en houtbewerkers.
Zijn grootvader Hendrik van Eeken (1889 - 1970) behaalde in 1918 het diploma ’Meester in het Meubelmaken’. In 1919 vestigde hij een meubelmakerij in Drachten. Als gevolg van de crisis moest dat bedrijf in 1935 worden gesloten.
Nadat hij de crisistijd en de Tweede wereldoorlog als reiziger in meubels en ambtenaar van de Distributiedienst was doorgekomen, richtte grootvader Hendrik van Eeken in 1951 in Amersfoort een biljartmakerij op, die onder leiding van vader Jan van Eeken (1930 - 2009) in Leusden uitgroeide tot één van de grootste producenten van biljartkeuen in Europa.
Henk van Eeken groeide op in de werkplaats van zijn grootvader en zijn vader, waar hij spelenderwijs de grondbeginselen van het vak leerde. Na uitgebreide opleidingen als meubelmaker was hij werkzaam bij enkele orgelbouwbedrijven, waar hij onder andere het maken en intoneren van orgelpijpen leerde. In 1982 vestigde hij een orgelmakerij te Leusden.
In de nacht van 11 op 12 april 1995 legde een felle brand de werkplaats te Leusden voor het grootste deel in de as. Sinds Henk van Eeken in maart 1996 orgelmaker Blank heeft overgenomen, worden de bedrijfsactiviteiten in de grote en goed geoutilleerde werkplaats in Herwijnen voortgezet.
De werkplaats te Herwijnen.
Doel van het bedrijf is om orgels te maken met een klankexpressie, duurzaamheid en artistieke zeggingskracht die vergelijkbaar zijn met die van de fraaie instrumenten uit de historie.
Om orgels te kunnen bouwen die zo goed zijn als oud, wordt er veel onderzoek verricht aan historische instrumenten. Vanaf 1990 is daarbij een groeiende internationale samenwerking ontstaan met verschillende wetenschappelijke instituten.
Als gevolg van deze research is het inzicht ontstaan dat de kwaliteit en de zeggingskracht van historische orgels voortkomen uit de toegepaste materialen en de wijze waarop deze materialen zijn bewerkt. Omdat het hierbij om een complexe interactie tussen vele factoren gaat, kan alleen met een nauwkeurige herhaling van het historische productieproces een vergelijkbare kwaliteit worden verkregen. Eerst bij een zo nauwkeurig mogelijke herhaling van het historische productieproces ontstaan de specifieke eigenschappen en gedragingen van de onderdelen van het orgel namelijk op de meest natuurlijke wijze, als een resultaat van de bewerkingen.
Henk van Eeken past het principe van procesreconstructie toe bij de bouw van nieuwe orgels en bij restauratie van oude orgels. Daarbij wordt het oorspronkelijke productieproces per bouwstijl zo nauwkeurig mogelijk herhaald.
In navolging van de werkwijze van Arp Schnitger (1648 - 1719), Christian Müller (1690 - 1763) en Johann Heinrich Hartmann Bätz (1709 - 1770) wordt het orgelmetaal voor nieuwe orgels op zand gegoten.
Bij restauratie en reconstructies van onderdelen die verloren zijn gegaan kan het metaal ook op klassieke wijze op doek worden gegoten, afhankelijk van het gekozen historische voorbeeld. Dit klassieke gieten op doek, zoals onder meer beschreven bij Dom Bedos (1766) en Van Heurn (1805), verschilt overigens wezenlijk met het moderne gieten op hittebestendige stof, glasvezeldoek of zelfs glas.
Zowel bij het gieten op zand als op doek worden lood en tin gebruikt, met een chemische samenstelling die sterk overeenkomt met het historische metaal. Het gegoten metaal wordt na voldoende rijping uitsluitend met de hand geschaafd, vanwege de specifieke invloed die dit heeft op de metaalstructuur en de akoestische eigenschappen van het orgelmetaal.
Het principe van procesreconstructie wordt met name toegepast bij de bouw en intonatie van orgelpijpen, maar ook steeds meer bij het maken van houten delen van het orgel. Een belangrijke ontwikkeling daarbij is onder meer het afzien van het gebruik van moderne houtlijmen, vanwege de corrosieve werking daarvan op orgelmetaal.
Een zojuist op zand gegoten plaat orgelmetaal wordt van de gietbank genomen.
Henk van Eeken was de Nederlandse partner van ORSEV - The Organ as a Symbol of the European Vision (het orgel als symbool van de Europese gedachte), een project binnen het culturele programma Raphael van de Europese Commissie (DG X).
Hij is lid van de raad van advies van het Instituto de Organos Históricos de Oaxaca in Mexico.
In 2000, 2002 en 2004 was hij jurylid voor de Arp Schnitger Preis, een tweejaarlijkse prijs, die werd toegekend door de Arp Schnitger Gesellschaft.
Henk van Eeken werkte mee aan het onderzoeksproject COLLAPSE - 'Corrosion of Lead and Lead-Tin Alloys of Organ Pipes in Europe' - een project binnen ’The Fifth Framework Programme’ van de Europese Commissie.
Tevens was hij de Nederlandse partner van TrueSound - 'A Challenge for Materials Science: Bringing True Baroque and Medieval Sound Back to Life in Historic and New Pipe Organs', een project binnen ’The Sixth Framework Programme’ van de Europese Commissie.
Henk van Eekens organisatie wordt gevormd door 7 specialisten, met een gezamenlijke ervaring van meer dan 150 jaar.
Met de nieuwe orgels die sedert 1982 zijn vervaardigd, heeft Henk van Eeken een internationale reputatie verworven. Ook hebben Henk van Eeken en zijn medewerkers belangrijke historische orgels gerestaureerd en gereconstrueerd, zoals het orgel in de Hervormde Kerk te Zwartewaal (1902), het orgel in de Oud-Katholieke Kerk te Dordrecht (1844), het Zeemans-Schmidt orgel in de Raadszaal te Etten-Leur (1699) en het Radeker/Garrels-orgel (1719) in de Hervormde Magnuskerk te Anloo.
Daarnaast is er een groot aantal orgels in onderhoud, waaronder belangrijke instrumenten als het het Jalinck orgel (1708) in de Dorpskerk te Westervoort en het Bätz-orgel (1824) in de Hervormde Kerk te 's-Graveland. Henk van Eeken voert een actief stem- en onderhoudsbeleid, waarbij de belangen van de opdrachtgever centraal staan.
Klaas Veltman stemt het Friedrichs-orgel (1808) in de Waalse Kerk te Haarlem.