NIEUW ORGEL VOOR DE NOORDERKERK - Henk van Eeken
Toen ik tijdens een kerkdienst in de Noorderkerk te Rijssen de gemeente voor de eerste keer een Psalm hoorde zingen, schoot er een uitspraak van de bekende organist en organoloog Jan Zwart (1877-1937) door mij heen, die de traditionele gemeentezang, zoals die tot in de jaren dertig van de vorige eeuw algemeen gangbaar was, tegen de intredende modernisering en vervlakking verdedigde en haar ’een openbaring van oerschoonheid’ noemde. Inderdaad: een openbaring van oerschoonheid!
Voor een orgelmaker is het een uitzonderlijke gelegenheid om voor deze zingende gemeente een orgel te mogen maken. Het is een zeer dankbare opdracht, maar ook een, die het nodige vraagt.
Uitgangspunt voor het ontwerp van een nieuw orgel in de Noorderkerk is het besef, welke klank tegenover de zingende gemeente moet worden geplaatst, om deze te kunnen ondersteunen, leiden en aanvuren tot krachtige zang. Uit die kerngedachte heeft het ontwerp zich ontwikkeld. Welke structuur moet het orgel hebben om deze klank voort te brengen. Welke registers zijn nodig om deze klank te realiseren.
Met bijna 2.000 zitplaatsen en nog geheel traditionele psalmzang kan de situatie in de Noorderkerk worden vergeleken met de situatie zoals die eeuwenlang in grote stadskerken moet zijn geweest. In veel stadskerken in ons land staan nog altijd prachtige historische orgels, die eerst en vooral zijn ontworpen om een grote gemeente bij het zingen van de Psalmen te begeleiden. De orgelmakers uit het verleden hebben oplossingen uitgewerkt, die ook in de Noorderkerk goede diensten kunnen bewijzen.
Voor het ontwerp van het nieuwe orgel in de Noorderkerk is dan ook aangesloten bij de traditie van het Hollandse stadsorgel uit de eerste helft van de achttiende eeuw.
Hoe heeft dit Hollandse stadsorgel zich ontwikkeld?
Na de Reformatie werd het gebruik van het orgel in de Gereformeerde erediensten aanvankelijk afgewezen. Pas in 1631 gaf de synode van Harlingen toestemming voor de invoering van de orgelbegeleiding en de synode van Delft bepaalde in 1638 met betrekking tot de orgelbegeleiding '... dat hetselve is een middelmaetige saecke, en wert daeromme gelaeten in de vrijheyt van ydere kercke, omme te doen tot stichtinghe.' In datzelfde jaar was Leiden één der eerste steden in Holland waar het orgel werd ingeschakeld voor de begeleiding van de gemeentezang en in 1680 was Amsterdam de laatste grote stad waar de orgelbegeleiding werd ingevoerd.
Vanaf het midden van de zeventiende eeuw werden de orgels steeds meer aangepast aan hun nieuwe taak. Er werden registers gebouwd om de melodie van een psalm duidelijk te laten horen, zoals de Cornet. Het volume van de orgels werd vergroot door versterking van de plena en het aanbrengen van koppelingen. Er werden tongwerken geïntroduceerd die de draagkracht van het orgel vergroten, zoals de Trompet 16' op het manuaal. Zo ontwikkelde het Hollandse orgel zich tot een instrument, dat steeds beter geschikt werd voor de begeleiding van de gemeentezang.
Deze ontwikkeling ging omstreeks 1720 een nieuwe fase in. In Holland stierf de aloude orgelmakers-dynastie Van Hagerbeer-Duyschot uit. Vanuit midden- en noord-Duitsland kwamen enkele zeer getalenteerde orgelmakers naar Holland. Wie kent hun namen niet, Frans Caspar Schnitger, die het orgel in de Michaëlskerk te Zwolle (1721) bouwde, of Christian Müller, de bouwer van het orgel in de St.-Bavokerk te Haarlem (1738). Christian Vater de bouwer van het orgel in de Oude Kerk te Amsterdam (1726), Johann Heinrich Hartmann Bätz, de bouwer van het orgel in de Evangelisch Lutherse Kerk in Den Haag (1762) of Albert Anthonie Hinsz, de bouwer van het orgel in de Bovenkerk in Kampen (1743).
Door deze toeloop van orgelmakers uit midden- en noord-Duitsland is er een prachtig orgeltype ontstaan, waarbij elementen uit de klassieke Hollandse orgelbouw en het Hollandse gebruik met noord- en middenduitse stijlmiddelen worden gecombineerd. Deze orgels hebben optimale begeleidingskwaliteiten, die altijd samengaan met een grote artistieke zeggingskracht.
Foto: Dick Sanderman
Het is dit orgeltype, dat het uitgangspunt vormt voor het nieuwe orgel in de Noorderkerk te Rijssen. Voor de Noorderkerk is gekozen voor een structuur met een zestien voets Manuaal, een acht voets Rugwerk en een zestien voets Pedaal, dat aan weerszijden van het Manuaal is opgesteld.
De kern van de orgelklank wordt gevormd door twee basiselementen: de prestantenplena op alle werken en de tongwerken, waarbij de trompettenfamilie op alle werken is vertegenwoordigd en alle werken een 16' tongwerk hebben.
De dispositie van het orgel is als volgt opgebouwd.
Omdat moest worden afgezien van een Bovenwerk - de opstelling daarvan zou akoestisch erg ongunstig worden - zijn enkele Bovenwerk-registers op het Manuaal (of hoofdwerk) geplaatst. De eigenlijke Manuaal dispositie wordt gevormd door de Prestant 16, Octaaf 8', Octaaf 4', Quint 3', Mixtuur, Trompet 16 en Trompet 8'. Aanvankelijk was er ook een Roerquint 6' gedisponeerd, op verzoek van de opdrachtgever is deze vervangen door de Viola di gamba 8'. Door de Octaaf 4' ook als Bovenwerk-register te gebruiken, ontstaat een Bovenwerk dispositie met: Viola di gamba 8', Roerfluit 8', Quintadena 8', Octaaf 4', Gemshoorn 2' en Vox Humana 8'.
Foto: Dick Sanderman
In het Rugwerk is er een acht voets plenum, aangevuld met twee fluiten, een Cornet en twee tongwerken. De Tertiaan is gemaakt naar voorbeeld van de Tertiaan in het Arp Schnitger-orgel (1686) in de Ludgerikirche te Norden, Duitsland. Vermoedelijk heeft Schnitger op een van zijn reizen in Amsterdam de Hollandse Cornetten in prestantmensuur gehoord en ontwierp hij deze Tertiaan voor de begeleiding van de gemeentezang in het oostfriese Norden. Het Rugwerk in de Noorderkerk laat zo ook een stuk ontwikkelingsgeschiedenis van het Hollandse orgel zien: de Tertiaan representeert de oude Hollandse orgeltraditie met Cornetten in prestantmensuur en laag samengestelde Sexquialtera's, terwijl de Cornet met open fluit mensuur het type vertegenwoordigt, dat rond 1720 door Christian Müller is geïntroduceerd.
Het Pedaal bestaat uit een volledig zestien voets plenum, aangevuld met een Roerquint 12' en vier tongwerken. De Ruispijp heeft als vijfde koor een terts, die door middel van een halve registerstand kan worden afgesloten.
Foto: Carlo ter Ellen
Het orgelfront is vormgegeven in een klassieke stijl, die voortvloeit uit het concept van het orgel. Bij het Manuaal is de grootste frontpijp klein-c van de Prestant 16', bij het Rugwerk groot-F van de Prestant 8' en bij het Pedaal groot-F van de Prestant 16'. De kleuren van het orgel zijn gekozen op basis van adviezen van Berend Raangs te Winsum. Henk Seppenwoolde uit Rijssen tekende voor het fraaie verguld- en patineerwerk. Het snijwerk is van de hand van Gert van den Dikkenberg te Veenendaal.
Het orgel wordt van wind voorzien door drie spaanbalgen. De winddruk bedraagt 89 millimeter waterkolom. De toonhoogte bedraagt 440 Hertz voor de a', de temperatuur is naar Kellner.
Het orgel heeft 2.377 pijpen, waarvan er 2.332 spreken. Er zijn 22 houten pijpen.
Bij het vervaardigen van het pijpwerk zijn methoden gebruikt, die tot het einde van de achttiende eeuw gangbaar waren. Het orgelmetaal is samengesteld uit lood en tin met een chemische samenstelling, die sterk overeenkomt met het historische metaal. Het orgelmetaal is op een zandbed gegoten en met de hand geschaafd. Deze wijze van gieten en bewerken heeft een belangrijke positieve invloed op de akoestische eigenschappen van het orgelmetaal. Het nieuwe orgel in de Noorderkerk in Rijssen is het grootste nieuwe orgel in Nederland, waarbij deze werkwijze is toegepast.
Foto: Gernot Wurst
De traditionele psalmzang met orgelbegeleiding is een door en door Nederlands cultuurgoed. In de twintigste eeuw is de traditionele psalmzang steeds meer ten prooi gevallen aan modernisering en vervlakking. In de Noorderkerk te Rijssen heeft de levende traditie gelukkig stand kunnen houden.
Het nieuwe orgel in de Noorderkerk is gebouwd voor de begeleiding van deze psalmzang. Het is een voorwaarde voor, maar roept ook op tot een waardige en voorname begeleidingskunst.
Moge het tot in lengte van jaren de Psalmzang in de Noorderkerk te Rijssen ondersteunen, leiden en aanvuren tot krachtige zang, ad maiorem Dei gloriam.